Over mijn werk
Vanaf het moment dat ik me in schilderkunst begon te verdiepen, heb ik het eigenaardig gevonden dat bij het bekijken van een geschilderde voorstelling de ondergrond meestal wordt genegeerd. Maar de specialisten die bij de Nachtwacht een nieuw doek achter het oude aanbrachten, denken daar waarschijnlijk anders over. Zonder hout, linnen, katoen, papier, MDF, plastic, aluminium of wat ook, tekent of schildert iemand in het luchtledige. En dus al helemaal niet voor de eeuwigheid.
En zoals een schildersezel een zwaar paneel kan torsen, zo geduldig verdragen de genoemde materialen -oppervlakte-ezels die het in feite zijn- de aanraking van een potlood of penseel, tot het mes en de gasbrander toe.
Door Frank Stella en andere beoefenaren van het ‘gevormde canvas’ kreeg ik oog voor de autonome kant van wat er in de schilderkunst lange tijd ogenschijnlijk niet toe deed: het raam en het oppervlak. Natuurlijk zag je ook vroeger wel onregelmatige vormen; meestal ging het dan om aanpassing van het doek aan de ruimte waarin het moest hangen of als altaarstuk fungeerde.
Van een diepgaande bemoeienis met de drager van het schilderij is Lucio Fontana het voorbeeld. Begonnen als beeldhouwer, hevelde hij zijn ‘ruimtelijke concept’ van het driedimensionale beeld over naar het platte vlak van het doek door daar gecontroleerd en geconcentreerd sneden of perforaties in te maken.
Lang heb ik geprobeerd in mijn werk de geschilderde suggestie van ruimte te verbinden met een daaraan aangepaste hol of bol opgespannen ondergrond. Bijvoorbeeld in stadslandschappen als Kabul. Maar na de introductie van het gewelfde vlak bleef onvrede knagen. De schilderijen kregen weliswaar een extra perspectief, dat vooral ‘in het voorbijgaan’ kon worden opgemerkt, maar dit verdubbelde perspectief begon zichzelf op den duur in de weg te staan. Een dubbele bewering is vaak minder overtuigend dan een enkele.
Stap voor stap heb ik me van de herkenbare voorstelling losgemaakt om me te richten op het doekoppervlak zelf en de randen van het werk. Zo zijn de merendeels monochrome reliëfschilderijen tot stand gekomen, die hier jammer genoeg tweedimensionaal moeten worden gepresenteerd. Het gaat om de spanning die wordt verkregen door het canvas over ribben te trekken en het op sommige plaatsen met touw weer vast te hechten aan het onderliggende frame. Op die manier ontvouwen zich golvende vlakken van heuvels (de ribben) en dalen (de naden van touw).
In sommige werken zoek ik de grens op van wat met het strak opspannen van doek mogelijk is. In andere zie ik door de abstracte vormen heen referenties aan een inhoudelijk beeld of een voorstelling.
Zeker is dat het om werk gaat dat zijn schilderachtige kwaliteiten alleen in strijklicht voluit toont. En pas betekenis krijgt als het de verbeelding van de kijker weet te prikkelen, zonder dat die gehinderd wordt door expliciete visuele boodschappen van de maker.
Ad van Hoof, augustus 2014
Artikelen
Ad van Hoof: ‘Strijklicht’, op ugenda.nl door Walter van der Cruijsen, 2014
Ad van Hoof, Een klaroenstoot. Een krachtige, lang aangehouden volle toon, door Nico Huijbregts, 2018. 2018.AdvanHoof, Een klaroenstoot door Nico Huijbregts
‘Ad van Hoof, van landschap naar hemel. Een herinnering’, door Wim de Natris, 2018. 2018.Ad.NatrisWim.okt
In memoriam Ad van Hoof. Over de literatuur als inspiratiebron door Anja-Hélène van Zandwijk. 2018.Ad-van-Hoof.In-Memoriam.literatuur-als-inspiratiebron